Met elkaar op stap

De lange busreis (op 3 mei 2013)

Om half acht verzamelen bij de halte voor Van Echteld. De bus schuift voor en onze gezellige grote groep wordt ingeladen met rollators en al. Er zaten al een paar mensen in de bus, maar we moeten er nog méér ophalen, te beginnen in Utrecht. Vanwege de verbouwing  van de singel (was snelweg, terug naar water) moeten we een onwaarschijnlijke krul maken om bij het Moreelse Park te komen, maar dáár stapt Joke in en dát maakt alles goed. Dan het doolhof Overvecht in en weer terug, westwaarts naar Nieuwegein en tot slot IJsselstein Centrum, om de laatste gasten op te pikken.

We zijn zéér aan koffie toe, maar nu pas beginnen we aan onze dagtocht. De chauffeur schettert aan één stuk door prietpraat door de microfoon. Maar het is beeldig weer en we gaan door ’n mooie bloesemstreek, er is wat vee in de weiden, prachtig groen en vers gras. Bomen lopen uit, de bermen vol bloemen. En eindelijk, bij Ameide, staat de koffie klaar en hoe! Lekkere appel/aardbeientaart en 2e koffie. Het is ‘n leuk soort café  met spreuken op de balken en de andere huizen van Ameide liggen ook zo gezellig aan de dijk. We hebben nog even tijd om naar de rivierdijk te wandelen, zó’n ruimte! Dan snorren we, soms over stukjes snelweg, dan weer langs kronkelige dijkwegen van de Vijfherenlanden, door de Alblasserwaard met veel waters en poldermolens, daartussen bloeiende landerijen met zon erover, het is echt mooi Holland. Richting Dordrecht. We zien de stad in de verte, maar moeten in ‘n haventje daarvóór zijn. Ons doel is “De Ark van Noach”, gebouwd door ‘n zeer bevlogen iemand, met wat helpers. In Genesis 6 is ’t verhaal van Noach’s ark tot in details beschreven, de afmetingen (zij het dan niet in meters), indeling en gebruikte houtsoorten. Dat inspireerde hem tot ‘t bouwen van deze kolos van 135 m lang, 19,5 m breed en 22 m hoog, vier verdiepingen met woon- en werkruimtes en veel stallen gevuld met dieren van kunststof en enkele levende geiten. Er kraait ook ‘n haan. Vol vindingrijke details, zoals dat waterrad als zaagmachine en bergplaatsen voor voorraden. Van verre zien we al ‘n giraffe op het bovendek en beesten zien ons aankomen als ze uit de patrijspoorten kijken. Kortom: kijkt en weest verbijsterd! Het is ongetwijfeld weer wat anders dan een pretpark.

Onze lunch staat te wachten in Wagenberg nabij Made, dus weer ’n heel gekriskras door de contreien. Vriendelijk, verzorgd, royaal, plus croquet! Geheel gesterkt snellen we dóór Drimmelenvoor de boottocht door de Biesbosch. De boot moet nog komen, we zitten in de zon te wachten aan de rand van het wijde water.

Er zijn nog veel meer passagiers dan onze busvol. Bij het aan boord gaan, stiefelen we gelijk door naar het bovendek. Wat boffen we toch met het weer! We hadden ‘n vreselijk voorjaar, maar deze week is aldoor goed. Het wordt ’n prachtige tocht over wijde waters en smalle kreken. Het groen begint net uit te botten. Veel watervogels, soms met jongen, wat paarden en pony’s in de verte, ’n enkel bewoond plekje (in de hele Biesbosch zijn nog hooguit acht boerderijen), ’n paar kleine vissers- en toerbootjes, zo vredig. Even leek het dat we vastliepen, maar er was ‘n scherpe bocht in de smalle kreek waar we door moesten en ‘t ging precies goed!

Dan weer met de bus. We moeten naar Asperen, nabij Leerdam voor het maal,  maar raken in ‘n file, dat is even afzien. We komen een half uur te laat, dat wisten ze daar trouwens al en alles staat klaar. Bij binnenkomst kunnen we een drankje uitzoeken, dat we meenemen naar de tafel, waar we net zitten als de soep al komt. De hoofdschotel, schnitzel met veel soorten toebehoren, ‘n smakelijk toetje en eventueel koffie, begeleidt ons gezellig gebabbel. Iedereen in de beste stemming. Een tweede bus neemt de passagiers voor IJsselstein en Nieuwegein mee, wij hoeven in de laatste stralen van de zon, alléén naar Utrecht en dan naar huis. Maar dat valt tegen. Utrecht is nog steeds rommelig en voorbij Overvecht lopen we vast in een wegafsluiting, die de kletschauffeur noopt om eerst terug door de stad naar Lunetten te rijden en vandaar naar Bunnik. Dan slaat de vermoeidheid toe, het is tegen tienen. Zo’n lange dag, we strompelen naar huis.

(Verslag: Martine Claringbould)